Een afbeelding opgeven voor de gebruikersinterface van de NAP-client
Een afbeelding voor de gebruikersinterface van de NAP-client opgeven met de Windows-interface |
U opent de console NAP-clientconfiguratie door op Start, Alle programma's en Bureau-accessoires te klikken. Klik vervolgens op Uitvoeren, typ NAPCLCFG.MSC en klik op OK.
Klik op Instellingen voor gebruikersinterface.
Klik met de rechtermuisknop op Gebruikersinterface-instellingen en klik vervolgens op Eigenschappen.
Klik op Bladeren in het dialoogvenster Eigenschappen van Gebruikersinterface-instellingen en selecteer vervolgens de afbeelding die u in de gebruikersinterface van de NAP-client wilt weergeven.
Aanvullende overwegingen
-
U kunt deze procedure alleen uitvoeren als u lid bent van de groep Administrators op de lokale computer of als de juiste bevoegdheid aan u is overgedragen. Als de computer deel uitmaakt van een domein, kan het zijn dat ook leden van de groep Domeinadministrators deze procedure kunnen uitvoeren. Uit veiligheidsoverwegingen kunt u beter Run as gebruiken om deze procedure uit te voeren.
Een afbeelding voor de gebruikersinterface van de NAP-client opgeven met de opdrachtregel |
U opent als volgt een opdrachtprompt: klik op Start en klik achtereenvolgens op Alle programma's, Bureau-accessoires en Opdrachtprompt.
Typ het volgende: netsh nap client set userinterface image = <afbeelding>
De volgende tabel bevat meer informatie over de tekst die u opgeeft voor de tijdelijke tekst in de opdracht Netsh.
Tijdelijke tekst | Mogelijke waarden | Beschrijving |
---|---|---|
<afbeelding> |
Het pad naar een afbeelding die in een van de volgende bestandsindelingen is opgeslagen: .JPG, .BMP, .PNG of .GIF. |
De afbeelding die u in de gebruikersinterface van de NAP-client wilt weergeven. |
Opmerking | |
Als u tegelijkertijd de titel, omschrijving en afbeelding voor de gebruikersinterface van de NAP-client wilt opgeven, typt u: netsh nap client set userinterface title = <titel> text = <tekst> image = <afbeelding> |
Aanvullende overwegingen
-
U kunt deze procedure alleen uitvoeren als u lid bent van de groep Administrators op de lokale computer of als de juiste bevoegdheid aan u is overgedragen. Als de computer deel uitmaakt van een domein, kan het zijn dat ook leden van de groep Domeinadministrators deze procedure kunnen uitvoeren. Uit veiligheidsoverwegingen kunt u beter Run as gebruiken om deze procedure uit te voeren.