Nadat de toepassingsproxy is gemaakt in de vorm van een Windows Installer-bestand (.MSI), kunt u deze installeren op een clientcomputer. Door het installeren van de toepassingsproxy worden de registratiegegevens verkregen die clienttoepassingen nodig hebben om vanaf de clientcomputer extern toegang te krijgen tot de COM+-toepassing.

Belangrijk

U kunt een COM+-toepassingsproxy installeren op elke computer waarop Windows Installer wordt uitgevoerd. Windows Installer wordt automatisch geïnstalleerd op alle computers waarop Windows 2000, Microsoft Windows Server™ 2003 of Windows Server 2008 wordt uitgevoerd, en is ook beschikbaar voor computers met eerdere versies van Windows. Als voor een toepassing echter de COM+-service Queued Components vereist is, kan de toepassing alleen worden geïnstalleerd op een computer met Windows 2000, Windows Server 2003 of Windows Server 2008. De service Queued Components is alleen beschikbaar op platforms die Component Services ondersteunen.

Als u deze procedure wilt uitvoeren, moet u minimaal lid zijn van de groep Administrators of een vergelijkbare groep. Bekijk de details onder 'Aanvullende overwegingen' in dit onderwerp.

COM+-toepassingsproxy's installeren

Een COM+-toepassingsproxy installeren met de module Component Services
  1. Open Component Services.

  2. Zoek in de consolestructuur de map COM+-toepassingen die is gekoppeld aan de computer waarop u de toepassing wilt installeren.

  3. Klik met de rechtermuisknop op de map COM+-toepassingen, wijs Nieuw aan en klik vervolgens op Toepassing.

  4. Klik in de wizard COM+-toepassing installeren op Volgende.

  5. Klik op de pagina Een nieuwe toepassing installeren of maken op Vooraf gemaakte toepassing(en) installeren.

  6. Blader in het dialoogvenster Installeren via toepassingsbestand naar het MSI-bestand voor de toepassingsproxy die u installeert, selecteer dit bestand en klik op Openen.

  7. Klik op de pagina Toepassingsbestanden selecteren op Toevoegen om te bladeren naar extra toepassingsproxy's die u wilt installeren en klik op Volgende.

  8. Geef op de pagina Toepassingsinstallatieopties op in welke map u de COM+-toepassingsproxy wilt installeren en klik op Volgende.

    De onderdeelbestanden van de toepassing worden vanuit het MSI-bestand naar de installatiemap gekopieerd. De standaardinstallatiemap is:

       %Program Files%\COMPlus Applications\appid

    U kunt de standaardmap accepteren of op Specifieke map klikken en een andere locatie zoeken.

  9. Klik op Voltooien. In de consolestructuur van Component Services wordt de nieuwe toepassing nu weergegeven. Als u meerdere toepassingen installeert, wordt de map die u in stap 8 selecteert, gebruikt voor alle toepassingen.

Aanvullende overwegingen

  • Component Services maakt geen deel meer uit van Systeembeheer. Als u Component Services wilt openen, klikt u op Start. Typ dcomcnfg in het zoekvak en druk op ENTER.

  • U moet schrijftoegang tot de installatiemap hebben om een COM+-toepassingsproxy te kunnen installeren.

Een COM+-toepassingsproxy installeren met Windows Verkenner
  1. Zoek met Windows Verkenner het toepassingsproxybestand (.MSI) op de clientcomputer. Dit bestand kan lokaal of op een gedeelde netwerkbron zijn opgeslagen.

  2. Dubbelklik op het toepassingsproxybestand. U kunt ook met de rechtermuisknop op de bestandsnaam klikken en vervolgens op Installeren klikken.

    Windows Installer installeert de toepassingsproxy automatisch op de clientcomputer.

Aanvullende overwegingen

  • U moet schrijftoegang tot de installatiemap hebben om een COM+-toepassingsproxy te kunnen installeren.

Een COM+-toepassingsproxy installeren via de opdrachtregel
  • Typ het volgende achter de opdrachtprompt en druk op ENTER:

    msiexec -i [<property overrides>] <application_name>.msi

    Waarde Beschrijving

    opheffingen van eigenschappen

    Naast de standaardopheffingen van Windows Installer-eigenschappen kunt u de volgende optie opgeven om de installatiemap voor de COM+-toepassing te wijzigen van de standaardmap in de opgegeven map:

    TARGETDIR = <target installation directory>

    toepassingsnaam

    De naam van de toepassing die moet worden geïnstalleerd.

Naast de standaardopheffingen van Windows Installer-eigenschappen kunt u de installatieopties opgeven die in de volgende tabel worden beschreven.

Installatieoptie Beschrijving
REMOTESERVERNAME = <new target server>

Hiermee wijzigt u de server waarmee de clientcomputer verbinding maakt van de geëxporteerde standaardserver in de opgegeven nieuwe doelserver.

ALLUSERS = 0

Hiermee installeert u de toepassingsproxy alleen voor de huidige gebruiker. Standaard wordt de toepassingsproxy geïnstalleerd op alle computers.

TARGETDIR = <target installation directory>

Hiermee wijzigt u de installatiemap voor de COM+-toepassing van de standaardmap in de opgegeven map.

Aanvullende overwegingen

  • U moet schrijftoegang tot de installatiemap hebben om een COM+-toepassingsproxy te kunnen installeren.

Aanvullende naslaginformatie


Inhoudsopgave