Met de console Groepsbeleidsbeheer kunt u de criteria voor het weergeven van beleidsinstellingen van beheersjablonen wijzigen. In de editor worden standaard alle beleidsinstellingen weergegeven, inclusief niet-beheerde beleidsinstellingen. U kunt echter eigenschappenfilters gebruiken voor een andere weergave van beleidsinstellingen van beheersjablonen in de console Groepsbeleidsbeheer.

U kunt drie eigenschappenfilters gebruiken voor het filteren van beheersjablonen, namelijk:

Beheerd

Er zijn twee soorten beleidsinstellingen van beheersjablonen: Beheerd en Niet-beheerd. De service Groepsbeleid regelt beheerde groepsbeleidsinstellingen en verwijdert een beleidsinstelling wanneer deze zich niet meer binnen het bereik van de gebruiker of computer bevindt.

De service Groepsbeleid heeft geen betrekking op niet-beheerde groepsbeleidsinstellingen. Deze beleidsinstellingen zijn permanent. De service Groepsbeleid verwijdert geen niet-beheerde beleidsinstellingen, zelfs niet als een beleidsinstelling zich niet binnen het bereik van de gebruiker of computer bevindt. Doorgaans gebruikt u deze typen beleidsinstellingen om voorkeuren in te stellen voor onderdelen van het besturingssysteem waarvoor geen beleid kan worden ingesteld. U kunt ook niet-beheerde beleidsinstellingen gebruiken voor toepassingsinstellingen.

Het eigenschappenfilter Beheerd kent drie statussen: Alle, Ja en Nee. Als u dit eigenschappenfilter instelt op Alle, worden in de console Groepsbeleidsbeheer alle beleidsinstellingen van beheersjablonen weergegeven. Als u dit eigenschappenfilter instelt op Ja, worden in de console alleen beheerde beleidsinstellingen van beheersjablonen weergegeven en worden alle niet-beheerde beleidsinstellingen van beheersjablonen verborgen. Als u dit eigenschappenfilter instelt op Nee, worden in de console alleen niet-beheerde beleidsinstellingen van beheersjablonen weergegeven en worden alle beheerde beleidsinstellingen van beheersjablonen verborgen.

Het eigenschappenfilter Beheerd instellen voor beheersjablonen
  1. Open de Console Groepsbeleidsbeheer. Klik met de rechtermuisknop op het groepsbeleidsobject dat u wilt bewerken en klik op Bewerken.

  2. Klik met de rechtermuisknop op Beheersjablonen onder Computerconfiguratie\Beleid of Gebruikersconfiguratie\Beleid. Klik op Filteropties.

  3. Klik in de lijst Beheerd op het gewenste filter.

  4. Klik op OK om de nieuwe filterinstellingen toe te passen en het dialoogvenster Filteropties te sluiten.

Geconfigureerd

U kunt voor de beleidsinstellingen van beheersjablonen drie statussen configureren: Niet geconfigureerd, Ingeschakeld en Uitgeschakeld. Niet geconfigureerd is de standaardstatus voor alle beleidsinstellingen. Beleidsinstellingen die zijn ingesteld op Niet geconfigureerd, zijn niet van invloed op gebruikers of computers. Door een beleidsinstelling van een beheersjabloon in te schakelen, wordt deze geactiveerd. Als een beleidsinstelling is Ingeschakeld, is de actie uit de titel van de beleidsinstelling van toepassing op de gebruiker of computer. Als een beleidsinstelling is Uitgeschakeld, is de tegenovergestelde actie uit de titel van de beleidsinstelling van toepassing op de gebruiker of computer. Doorgaans geven de beleidinstellingen Niet geconfigureerd en Uitgeschakeld hetzelfde resultaat. Het verschil is dat beleidsinstellingen met de status Niet geconfigureerd niet van toepassing zijn op de gebruiker en beleidsinstellingen met de status Uitgeschakeld wel.

Elke beleidsinstelling voor beheersjablonen bevat uitvoerige informatie over de status Ingeschakeld, Uitgeschakeld en Niet geconfigureerd. Deze informatie vindt u in het deelvenster Help van elke beleidsinstelling voor een beheersjabloon. U kunt deze informatie ook voor de geselecteerde beleidsinstelling weergeven in de Uitgebreide weergave van de editor.

Het eigenschappenfilter Geconfigureerd kent drie statussen: Alle, Ja en Nee. Als u dit eigenschappenfilter instelt op Alle, worden in de console Groepsbeleidsbeheer alle beleidsinstellingen van beheersjablonen weergegeven. Dat is de standaardinstelling voor dit filter. Als u dit eigenschappenfilter instelt op Ja, worden in de console alleen geconfigureerde beleidsinstellingen van beheersjablonen weergegeven en worden alle niet-geconfigureerde beleidsinstellingen verborgen. Als u dit eigenschappenfilter instelt op Nee, worden in de console alleen niet-geconfigureerde beleidsinstellingen van beheersjablonen weergegeven en worden alle geconfigureerde beleidsinstellingen verborgen.

Het eigenschappenfilter Geconfigureerd instellen voor beheersjablonen
  1. Open de Console Groepsbeleidsbeheer. Klik met de rechtermuisknop op het groepsbeleidsobject dat u wilt bewerken en klik op Bewerken.

  2. Klik met de rechtermuisknop op Beheersjablonen onder Computerconfiguratie\Beleid of Gebruikersconfiguratie\Beleid. Klik op Filteropties.

  3. Klik in de lijst Geconfigureerd op het gewenste filter.

  4. Klik op OK om de nieuwe filterinstellingen toe te passen en het dialoogvenster Filteropties te sluiten.

Met opmerkingen

Elke beleidsinstelling voor een beheersjabloon heeft een eigenschap Met opmerkingen. Via de eigenschap Met opmerkingen kunt u tekst invoeren die betrekking heeft op een specifieke beleidsinstelling.

Het eigenschappenfilter Met opmerkingen kent drie statussen: Alle, Ja en Nee. Als u dit eigenschappenfilter instelt op Alle, worden in de console Groepsbeleidsbeheer alle beleidsinstellingen van beheersjablonen weergegeven. Dat is de standaardinstelling voor dit filter. Als u dit eigenschappenfilter instelt op Ja, worden in de console alleen beleidsinstellingen met opmerking weergegeven en worden beleidsinstellingen zonder opmerking verborgen. Als u dit eigenschappenfilter instelt op Nee, worden in de console alleen beleidsinstellingen zonder opmerking weergegeven en worden beleidsinstellingen met opmerking verborgen.

Het eigenschappenfilter Met opmerkingen instellen voor beheersjablonen
  1. Open de Console Groepsbeleidsbeheer. Klik met de rechtermuisknop op het groepsbeleidsobject dat u wilt bewerken en klik op Bewerken.

  2. Klik met de rechtermuisknop op Beheersjablonen onder Computerconfiguratie\Beleid of Gebruikersconfiguratie\Beleid. Klik op Filteropties.

  3. Klik in de lijst Met opmerkingen op het gewenste filter.

  4. Klik op OK om de nieuwe filterinstellingen toe te passen en het dialoogvenster Filteropties te sluiten.

Aanvullende overwegingen

  • Filters zijn inclusief, dus u moet de items selecteren die u wilt weergeven en niet de items die u wilt verwijderen.

  • Filters werken niet met Klassieke beheersjablonen.


Inhoudsopgave