Tijdens de installatie kunt zowel de Deployment Server- als de Transport Server-functieservice installeren, zodat u over de volledige functionaliteit van Windows Deployment Services beschikt. Vervolgens kunt u de Windows-besturingssystemen configureren en op afstand installeren. Deployment Server is afhankelijk van de basisonderdelen van Transport Server (en dat is de reden waarom u Deployment Server niet zonder Transport Server kunt installeren).

Opmerking

Zie de stapsgewijze handleiding voor Windows Deployment Services (https://go.microsoft.com/fwlink/?LinkId=84628 (de pagina is mogelijk Engelstalig)) voor informatie over het instellen van de server.

Windows Deployment Services installeren

U kunt Windows Deployment Services installeren met de wizard Initiële configuratietaken, met Serverbeheer of vanaf de opdrachtregel.

  • Klik op Functies toevoegen in het beginscherm van de wizard Initiële configuratietaken als u de functie wilt installeren met de wizard Initiële configuratietaken. Klik op Volgende en selecteer vervolgens Windows Deployment Services.

  • Klik u in het deelvenster Functieoverzicht op Functies toevoegen als u de functie wilt installeren met Serverbeheer. Klik op Volgende en selecteer vervolgens Windows Deployment Services.

  • Voer ServerManagerCmd -install WDS uit als u de functie wilt installeren met behulp van de opdrachtregel.

Windows Deployment Services configureren

Nadat u Windows Deployment Services hebt geïnstalleerd, moet u de server configureren.

Configureren met de Windows-interface
  1. Controleer of u lid bent van de groep Domeinadministrators.

  2. Klik op Start, klik op Systeembeheer en klik vervolgens op Windows Deployment Services. Klik met de rechtermuisknop op het knooppunt Servers en klik op Server toevoegen om de lokale computer toe te voegen als er geen server wordt weergegeven onder het knooppunt Servers.

  3. Vouw het knooppunt Servers uit in het linkerdeelvenster van de MMC-module Windows Deployment Services.

  4. Klik met de rechtermuisknop op de server en kies Server configureren.

  5. Volg de instructies in de wizard.

  6. Na het voltooien van de configuratie schakelt u het selectievakje Installatiekopieën nu aan de server toevoegen in en klikt u op Voltooien.

  7. Volg de instructies in de wizard en voeg ten minste één opstartinstallatiekopie en één installatiekopie toe. Zie Een opstartinstallatiekopie of installatiekopie toevoegen voor meer informatie.

  8. U kunt de instellingen van de server wijzigen door met de rechtermuisknop op de server te klikken en vervolgens Eigenschappen te kiezen in de MMC-module. Zie Uw server beheren (https://go.microsoft.com/fwlink/?LinkId=143379 (de pagina is mogelijk Engelstalig)) voor een overzicht van configuratietaken en instructies.

Configureren via de opdrachtregel
  1. Klik op Start, klik met de rechtermuisknop op Opdrachtprompt en kies Als administrator uitvoeren.

  2. Typ de volgende opdracht, waarbij <pad> de locatie is van de map RemoteInstall. Deze map moet een NTFS-partitie zijn die groot genoeg is voor alle installatiekopieën. De partitie kan niet de systeempartitie zijn.

    WDSUTIL /initialize-server /reminst:<path>
  3. Voer de volgende opdracht uit om het antwoordbeleid in te stellen. Stelt u deze waarde in op Known, moet de installatie van de computer zijn voorbereid in AD DS (Active Directory Domain Services) voordat de computer een antwoord van de Windows Deployment Services-server kan ontvangen.

    WDSUTIL /Set-Server /AnswerClients:{all|known|none}
  4. Voer de volgende opdracht uit als u Windows Deployment Services wilt installeren op een computer waarop de DHCP-serverfunctie is geïnstalleerd. Zie Het tabblad DHCP voor meer informatie over de redenen waarom u deze opties moet configureren.

    WDSUTIL /Set-Server /UseDHCPPorts:no /DHCPoption60:yes
  5. Configureer desgewenst extra opties voor uw omgeving. Zie Uw server beheren (https://go.microsoft.com/fwlink/?LinkId=143379 (de pagina is mogelijk Engelstalig)) voor een overzicht van extra configuratietaken en instructies.

  6. Nu u de server hebt geconfigureerd, moet u de installatiekopieën toevoegen. Tot deze installatiekopieën behoren een opstartinstallatiekopie (de opstartbare omgeving waarin u de computer de eerste keer opstart) en de installatiekopieën (de werkelijke installatiekopieën die u implementeert). Zie Een opstartinstallatiekopie of installatiekopie toevoegen voor instructies.

Aanvullende naslaginformatie


Inhoudsopgave