Een regel bestaat uit een of meer voorwaarden en een actie die moet worden uitgevoerd indien aan de voorwaarden wordt voldaan. Elke voorwaarde wordt toegepast op een bericht dat aankomt bij de gecontroleerde wachtrij; het resultaat is altijd Waar of Onwaar. Als er meerdere voorwaarden zijn, moet aan alle voorwaarden worden voldaan voordat de actie wordt uitgevoerd.

Als er geen voorwaarde wordt opgegeven, is het resultaat altijd Waar. Dit is handig als u wilt dat een trigger altijd wordt geactiveerd wanneer er een bericht aankomt bij de gecontroleerde wachtrij.

Regels maken en koppelen aan triggers

En regel maken en koppelen aan triggers
  1. Open Computerbeheer.

  2. Klik in de consolestructuur met de rechtermuisknop op Regels.

    Waar

    • Computerbeheer/Services en toepassingen/Message Queuing/Triggers/Regels

  3. Wijs Nieuw aan en klik op Regel.

  4. Typ op de eerste pagina van het dialoogvenster Nieuwe regel in het vak Regelnaam een naam voor de nieuwe regel. Typ desgewenst bij Regelbeschrijving een beschrijving van de regel.

  5. Klik op Volgende.

  6. Voer in de keuzelijst Voorwaarde onder Nieuwe voorwaarde een voorwaarde in door in de keuzelijst op het begin van de gewenste tekenreeks te klikken. Typ de totale tekenreeks in het tekstvak Filter voor waarde/tekenreeks onder de keuzelijst en klik vervolgens op Toevoegen. De volledige voorwaarde wordt dan weergegeven in Lijst met voorwaarden. U kunt extra voorwaarden maken door deze bewerking te herhalen.

  7. Wanneer u alle gewenste voorwaarden hebt gemaakt, klikt u op Volgende.

  8. Als de trigger een COM-onderdeel (Component Object Model) moet aanroepen, selecteert u in Aanroep van COM-onderdeel de optie COM-onderdeel aanroepen. Typ in ProgID van onderdeel de id van het COM-onderdeel en typ in Methodenaam de naam van de methode.

  9. Als de trigger een zelfstandig uitvoerbaar bestand moet aanroepen, selecteert u in Aanroep van zelfstandig uitvoerbaar bestand de optie Zelfstandig uitvoerbaar bestand (.exe) aanroepen. Typ in Pad naar uitvoerbaar bestand het volledige pad naar het uitvoerbare bestand.

  10. Als u parameters wilt toevoegen voor een COM-onderdeel of een zelfstandig uitvoerbaar bestand, klikt u op Parameters. Klik op een parameter in de keuzelijst Parameter. Als de parameter een numerieke waarde of een letterlijke tekenreeks is, typt u de waarde ervan in Letterlijke waarde. Als u de parameters wilt toevoegen aan de lijst Aanroepparameters, klikt u op Toevoegen. Herhaal deze bewerking voor elke parameter die u wilt toevoegen. Gebruik de knoppen Omhoog en Omlaag om de volgorde te wijzigen waarin de parameters worden overgebracht naar het programma. Klik op OK en vervolgens op Voltooien.

  11. Bestaande regels koppelen aan een trigger:

    Klik in de consolestructuur op Triggers.

    Waar?

    • Computerbeheer/Services en toepassingen/Message Queuing/Triggers

      - of -

      Klik onder de desbetreffende gecontroleerde wachtrij op Triggers.

    Waar?

    • Computerbeheer/Services en toepassingen/Message Queuing/UwWachtrijmap (Openbare wachtrijen, Persoonlijke wachtrijen of Systeemwachtrijen)/UwGecontroleerdeWachtrij/Triggers

  12. Klik in het detailvenster met de rechtermuisknop op de desbetreffende trigger, klik op Eigenschappen en klik vervolgens op het tabblad Gekoppelde regels. Klik in de lijst Regels op de regel die u wilt koppelen aan de trigger, klik op Koppelen om deze regel te verplaatsen naar de lijst Gekoppelde regels en klik vervolgens op OK.

Aanvullende overwegingen

  • Als u Computerbeheer wilt openen in Windows® 7, klikt u op Start, klikt u met de rechtermuisknop op Computer en klikt u vervolgens op Beheren.

  • Als u Computerbeheer wilt openen in Windows Server® 2008 R2, klikt u achtereenvolgens op Start, Alle programma's, Systeembeheer en Computerbeheer.

  • Alle regels die op de lokale computer zijn gemaakt, worden weergegeven in het detailvenster van Computerbeheer wanneer u in de consolestructuur op Regels klikt.

  • U kunt meerdere regels aan een trigger koppelen. Als u dat doet, worden de regels uitgevoerd in de volgorde waarin ze worden weergegeven op de pagina Gekoppelde regels van het dialoogvenster Eigenschappen voor die regel. U kunt de prioriteit (uitvoeringsvolgorde) van de regels in de lijst wijzigen. Hiervoor gebruikt u de knoppen Omhoog en Omlaag om de prioriteit van de regel te verhogen of verlagen. U kunt regels ook ontkoppelen. Klik hiervoor op de regel die u wilt ontkoppelen en klik vervolgens op Ontkoppelen.

Aanvullende naslaginformatie


Inhoudsopgave