Onderdeel van dialoogvenster | Beschrijving |
---|---|
Alleen voor dit netwerkverkeer |
Hiermee geeft u op dat een verbinding via bellen-op-verzoek alleen wordt gestart als IP-pakketten die zijn doorgestuurd via deze interface voor bellen-op-verzoek overeenkomen met een van de weergegeven filters. Wanneer de interface voor bellen-op-verzoek geen verbinding heeft, worden alle pakketten die naar die interface worden doorgestuurd, vergeleken met de weergegeven filters. Als een pakket overeenkomt met een van de filters, wordt de verbinding via bellen-op-verzoek gestart en wordt het pakket via die verbinding verzonden. Als het pakket niet overeenkomt met een van de filters, wordt de verbinding via bellen-op-verzoek niet gestart en wordt het pakket genegeerd. Deze optie is van toepassing op alle filters die u hebt toegevoegd. U kunt deze optie niet wijzigen voor afzonderlijke filters. U kunt deze optie alleen selecteren wanneer u minimaal één filter hebt toegevoegd. |
Voor alle netwerkverkeer, behalve voor |
Hiermee geeft u op dat een verbinding via bellen-op-verzoek niet wordt gestart voor IP-pakketten die zijn doorgestuurd naar deze interface voor bellen-op-verzoek als de pakketten overeenkomen met een van de weergegeven filters. Wanneer de verbinding met de interface voor bellen-op-verzoek is verbroken, worden alle pakketten die zijn doorgestuurd via de interface voor bellen-op-verzoek vergeleken met de weergegeven filters. Als het pakket overeenkomt met een van de filters, wordt de verbinding via bellen-op-verzoek niet gestart en wordt het pakket genegeerd. Als een pakket niet overeenkomt met een filter, wordt de verbinding via bellen-op-verzoek gestart en wordt het pakket via die verbinding verzonden. Deze optie is van toepassing op alle filters die u hebt toegevoegd. U kunt deze optie niet wijzigen voor afzonderlijke filters. U kunt deze optie alleen configureren als u ten minste één filter hebt toegevoegd. |
Nieuw |
Klik hierop als u een filter wilt toevoegen. U kunt een filter instellen op basis van waar het pakket vandaan komt (de bron), waar het pakket naartoe gaat (het doel) of het protocol dat door het pakket wordt gebruikt. U kunt alledrie de waarden instellen voor een filter, maar u kunt ook een combinatie van de drie gebruiken, afhankelijk van het gewenste niveau van beheer. Zie IP-filter toevoegen of bewerken voor meer informatie. |
Bewerken |
Klik hierop om de instellingen voor een geselecteerd filter te wijzigen. Zie IP-filter toevoegen of bewerken voor meer informatie. |
Verwijderen |
Hiermee verwijdert u een geselecteerd filter uit de lijst. |
IP-filter toevoegen of bewerken
Onderdeel van dialoogvenster | Beschrijving |
---|---|
Bronnetwerk |
Hiermee geeft u op of het netwerkadres waarvan het pakket afkomstig is, wordt gecontroleerd met het filter. Als u dit selectievakje inschakelt, moet u een netwerk-IP-adres en subnetmasker opgeven. |
Doelnetwerk |
Hiermee geeft u op of het netwerkadres waarnaar het pakket wordt verzonden, wordt gecontroleerd met het filter. Als u dit selectievakje inschakelt, moet u een netwerkadres en subnetmasker opgeven. |
IP-adres |
Geeft het IP-adres aan van het netwerk waaruit het pakket is verzonden of waar het pakket naartoe gaat. U moet ook een subnetmasker opgeven. |
Subnetmasker |
Geeft het subnetmasker aan dat overeenkomt met het netwerk-IP-adres. |
Protocol |
Hier worden de beschikbare protocoltypen weergegeven waarop u een filter kunt baseren. De standaardinstelling is Alle protocollen. Als u Overige selecteert, moet u een protocol-id invoeren bij Protocolnummer. |
Bronpoort |
Voor protocollen van het type TCP, TCP (ingeschakeld) en UDP kunt u het door de bron opgegeven poortnummer opgeven dat door het filter moet worden gebruikt. Door sommige toepassingen worden bekende poorten gebruikt voor het verzenden en ontvangen van pakketten. U kunt een filter instellen voor een van deze poorten als u weet welke nummers door de toepassing worden gebruikt voor het protocol dat is opgegeven in Protocol. U kunt bijvoorbeeld proberen FTP-verkeer te blokkeren of alleen PPTP-verkeer toe te staan. |
Doelpoort |
Voor protocollen van het type TCP, TCP (ingeschakeld) en UDP typt u het poortnummer dat wordt gebruikt door het doel voor het pakket. |
ICMP-type |
Geeft het ICMP-type aan. |
ICMP-code |
Geeft de ICMP-code aan. |
Protocolnummer |
Geeft het IP-protocolnummer aan. |