RRAS gebruikt een routeringsinterface om unicast- en multicast-IP-pakketten door te sturen. Er zijn twee soorten routeringsinterfaces. De beschikbare interfaces worden weergegeven in het venster Algemeen, samen met het type van de interface, het toegewezen IP-adres, de hoeveelheid netwerkverkeer die de interface passeert en statusgegevens. Als u een interface wilt toevoegen die momenteel niet wordt vermeld, klikt u met de rechtermuisknop op Algemeen en klikt u vervolgens op Nieuwe interface.

  • LAN-interfaces. Een LAN-interface (Local Area Network) is een fysieke interface die normaal gesproken een LAN-verbinding vertegenwoordigt die gebruikmaakt van LAN-technologie zoals Ethernet of Token Ring. Een LAN-interface staat voor een geïnstalleerde netwerkadapter. Een geïnstalleerde WAN-adapter wordt soms weergegeven als een LAN-interface. Sommige Frame Relay-adapters bijvoorbeeld maken een afzonderlijke logische LAN-interface voor elk geconfigureerd virtueel circuit. LAN-interfaces zijn altijd actief en hebben normaal gesproken geen verificatieproces nodig om actief te worden.

  • Interfaces voor bellen-op-verzoek. Een interface voor bellen-op-verzoek is een logische interface die een point-to-point verbinding vertegenwoordigt. De point-to-point verbinding is gebaseerd op een fysieke verbinding, zoals twee routers die zijn verbonden via een analoge telefoonlijn die gebruikmaakt van modems, of een logische verbinding, zoals twee routers die zijn verbonden via een VPN-verbinding (Virtual Private Network) die gebruikmaakt van internet. Verbindingen via bellen-op-verzoek zijn ofwel op verzoek (de point-to-point verbinding wordt alleen tot stand gebracht als dat nodig is) ofwel permanent (de point-to-point verbinding wordt tot stand gebracht en blijft vervolgens actief). Bij interfaces voor bellen-op-verzoek is meestal een verificatieproces nodig om de verbinding tot stand te brengen. De apparatuur die nodig is voor een interface voor bellen-op-verzoek is een poort op een apparaat.

Als u Internet Protocol versie 6 (IPv6)-eigenschappen voor de hele server wilt configureren, klikt u met de rechtermuisknop op Algemeen onder IPv6 en klikt u vervolgens op Eigenschappen om de pagina IPv6 – Algemeen - Eigenschappen weer te geven.

Als u IPv6-eigenschappen voor een afzonderlijke interface wilt configureren, klikt u onder IPv6 op Algemeen. Klik in het detailvenster met de rechtermuisknop op de interface die u wilt configureren, en klik vervolgens op Eigenschappen om de pagina IPv6 – Algemeen – Interface – Eigenschappen weer te geven.

Aanvullende naslaginformatie


Inhoudsopgave