Met een bestandscontrolesjabloon definieert u de set bestandsgroepen die u wilt controleren (actief of passief) en (optioneel) een set meldingen die automatisch worden gegenereerd wanneer een gebruiker een niet-geautoriseerd bestand opslaat of probeert op te slaan.

Met Bestandsserverbronbeheer kunt u e-mailberichten verzenden naar beheerders of specifieke gebruikers, een gebeurtenis registreren, een opdracht of script uitvoeren of rapporten genereren. U kunt meer dan een type melding configureren voor een bestandscontrolegebeurtenis.

Als u bestandscontroles uitsluitend maakt op basis van sjablonen, kunt u de bestandscontroles centraal beheren door de sjablonen bij te werken in plaats van de wijzigingen in elke bestandscontrole te repliceren. Deze functie vereenvoudigt de implementatie van wijzigingen aan het opslagbeleid door één centraal punt te bieden waar u alle updates kunt maken.

Belangrijk

Als u e-mailmeldingen wilt verzenden en de opslagrapporten wilt configureren met parameters die geschikt zijn voor uw serveromgeving, moet u eerst de algemene opties voor Bestandsserverbronbeheer instellen (zie Opties van Bestandsserverbronbeheer instellen voor meer informatie).

Een bestandscontrolesjabloon maken
  1. Klik op het knooppunt Bestandscontrolesjablonen bij Beheer van bestandscontrole.

  2. Klik met de rechtermuisknop op Bestandscontrolesjablonen en klik vervolgens op Bestandscontrolesjabloon maken (of selecteer Bestandscontrolesjabloon maken in het deelvenster Acties). Zo opent u het dialoogvenster Bestandscontrolesjabloon maken.

  3. Als u de eigenschappen van een bestaande sjabloon wilt kopiëren om deze te gebruiken als basis voor de nieuwe sjabloon, selecteert u een sjabloon in de vervolgkeuzelijst Eigenschappen uit sjabloon kopiëren. Klik vervolgens op Kopiëren.

    Of u er nu voor hebt gekozen om de eigenschappen van een bestaande sjabloon te gebruiken of dat u een nieuwe sjabloon maakt, op het tabblad Instellingen moet u de volgende waarden aanpassen of instellen:

  4. Geef in het tekstvak Sjabloonnaam een naam op voor de nieuwe sjabloon.

  5. Klik op de optie Actieve controle of Passieve controle bij Type controle. (Bij een actieve controle wordt voorkomen dat gebruikers die lid zijn van geblokkeerde bestandsgroepen bestanden opslaan en worden er meldingen gegenereerd wanneer gebruikers proberen niet-geautoriseerde bestanden op te slaan. Bij een passieve controle worden er geconfigureerde meldingen verzonden maar wordt er niet voorkomen dat gebruikers bestanden opslaan).

  6. Opgeven welke bestandsgroepen u wilt controleren:

    Selecteer bij Bestandsgroepen alle bestandsgroepen die u wilt opnemen. (Als u het selectievakje voor de bestandsgroep wilt inschakelen, dubbelklikt u op het label van de bestandsgroep).

    Als u wilt weten welke bestandstypen al dan niet worden opgenomen in een bestandsgroep, klikt u op het label van de bestandsgroep en klikt u vervolgens op Bewerken. Als u een nieuwe bestandsgroep wilt maken, klikt u op Maken.

    Bovendien kunt u Bestandsserverbronbeheer configureren om een of meer meldingen te genereren door de volgende opties in te stellen op de tabbladen E-mailbericht, Gebeurtenislogboek, Opdracht en Rapport.

  7. E-mailmeldingen configureren:

    Stel op het tabblad E-mailbericht de volgende opties in:

    • Als u beheerders ervan op de hoogte wilt stellen wanneer een gebruiker of toepassing probeert een niet-geautoriseerd bestand op te slaan, schakelt u het selectievakje E-mail naar de volgende beheerders verzenden in en geeft u vervolgens de namen op van de beheerdersaccounts waar u de meldingen naartoe wilt verzenden. Gebruik de notatie account@domain en gebruik puntkomma's om meerdere accounts van elkaar te scheiden.

    • Als u een e-mail wilt verzenden naar de gebruiker die heeft geprobeerd het bestand op te slaan, schakelt u het selectievakje E-mail verzenden naar de gebruiker die een niet-geautoriseerd bestand probeert op te slaan in.

    • Als u het bericht wilt configureren, bewerkt u de standaardonderwerpregel en de standaardberichttekst. Met de tekst tussen haakjes wordt variabele informatie ingevoegd over de bestandcontrolegebeurtneis die de melding heeft veroorzaakt. De variabele [Source Io Owner] voegt bijvoorbeeld de naam in van de gebruiker die heeft geprobeerd een niet-geautoriseerd bestand op te slaan. Als u extra variabelen wilt invoegen in de tekst, klikt u op Variabele invoegen.

    • Als u extra kopteksten wilt configureren (bijvoorbeeld Van, CC, BCC en Beantwoorden), klikt u op Aanvullende kopteksten voor e-mail.

  8. Een fout registreren in het gebeurtenislogboek wanneer een gebruiker probeert een niet-geautoriseerd bestand op te slaan:

    Schakel het selectievakje Waarschuwing naar gebeurtenislogboek verzenden op het tabblad Gebeurtenislogboek in en bewerk de standaardlogboekvermelding.

  9. Een opdracht of script uitvoeren wanneer een gebruiker probeert een niet-geautoriseerd bestand op te slaan:

    Schakel het selectievakje Deze opdracht of dit script uitvoeren op het tabblad Opdracht in. Typ vervolgens de opdracht of klik op Bladeren om de locatie te zoeken waar het script is opgeslagen. U kunt ook opdrachtargumenten opgeven, een werkmap voor de opdracht of het script selecteren of de opdrachtbeveiligingsinstelling aanpassen.

  10. Een of meer opslagrapporten genereren wanneer een gebruiker probeert een niet-geautoriseerd bestand op te slaan:

    Schakel het selectievakje Rapporten genereren op het tabblad Rapport in en selecteer welke rapporten u wilt genereren. (U kunt een of meer beheerders kiezen als e-mailontvanger van het rapport, of u kunt het rapport e-mailen naar de gebruiker die heeft geprobeerd het bestand op te slaan).

    Het rapport wordt opgeslagen op de standaardlocatie voor incidentrapporten, die u kunt aanpassen in het dialoogvenster Opties van Bestandsserverbronbeheer.

  11. Nadat u alle gewenste bestandssjablooneigenschappen hebt geselecteerd, klikt u op OK om de sjabloon op te slaan.


Inhoudsopgave