Wanneer u een naamruimte maakt, moet u kiezen uit twee typen naamruimten: een zelfstandige naamruimte of een op een domein gebaseerde naamruimte. Daarnaast moet u een naamruimtemodus kiezen als u een op een domein gebaseerde naamruimte kiest: de modus Windows 2000 Server of de modus Windows Server 2008.
Een type naamruimte kiezen
Kies een zelfstandige naamruimte als een van de volgende voorwaarden van toepassing is op uw omgeving:
-
De organisatie gebruikt geen AD DS (Active Directory Domain Services).
-
U wilt de beschikbaarheid van de naamruimte verhogen via een failover-cluster.
-
U moet één naamruimte maken met meer dan 5.000 DFS-mappen in een domein dat niet voldoet aan de vereisten voor een op een domein gebaseerde naamruimte (de modus Windows Server 2008, zoals later in dit onderwerp wordt beschreven).
Opmerking Als u de grootte van een naamruimte wilt controleren, klikt u met de rechtermuisknop op de naamruimte in de consolestructuur van DFS-beheer, klikt u op Eigenschappen en bekijkt u de grootte van de naamruimte in het dialoogvenster Naamruimte-eigenschappen. Zie de Microsoft-website (
https://go.microsoft.com/fwlink/?LinkID=92838 ) voor meer informatie over de schaalbaarheid van DFS-naamruimten.
Kies een op een domein gebaseerde naamruimte als een van de volgende voorwaarden van toepassing is op uw omgeving:
-
U wilt de beschikbaarheid van de naamruimte verhogen door meerdere naamruimteservers te gebruiken.
-
U wilt de naam van de naamruimteserver verbergen voor gebruikers. Hierdoor kunt u eenvoudiger de naamruimteserver vervangen of de naamruimte naar een andere server migreren.
Een modus kiezen voor een op een domein gebaseerde naamruimte
Als u een op een domein gebaseerde naamruimte kiest, moet u kiezen of u de modus Windows 2000 Server of de modus Windows Server 2008 wilt gebruiken. De modus Windows Server 2008 bevat ondersteuning voor inventarisatie op basis van toegangsrechten en verbeterde schaalbaarheid. De op een domein gebaseerde naamruimte van Windows 2000 Server wordt nu 'op een domein gebaseerde naamruimte (modus Windows 2000 Server)' genoemd.
Als u de modus Windows Server 2008 wilt gebruiken, moeten het domein en de naamruimte aan de volgende minimumvereisten voldoen:
- Voor het forest wordt het functionaliteitsniveau Windows Server 2003 of een hoger forest-functionaliteitsniveau gebruikt.
-
Voor het domein wordt het domeinfunctionaliteitsniveau Windows Server 2008 gebruikt.
-
Op alle naamruimteservers wordt Windows Server 2008 uitgevoerd.
Als uw omgeving dit ondersteunt, kiest u de modus Windows Server 2008 wanneer u nieuwe op domeinen gebaseerde naamruimten maakt. Deze modus bevat extra functies en schaalbaarheid. Bovendien hoeft u naamruimten hiermee niet te migreren vanuit de modus Windows 2000 Server.
Zie Een op een domein gebaseerde naamruimte migreren naar de modus Windows Server 2008 voor meer informatie over het migreren van een naamruimte naar Windows Server 2008.
Als uw omgeving geen ondersteuning biedt voor op domeinen gebaseerde naamruimten in de modus Windows Server 2008, gebruikt u de bestaande modus Windows 2000 Server voor de naamruimte.
Een vergelijking van de typen en modi van naamruimten
De eigenschappen van elk naamruimtetype en elke naamruimtemodus worden in de volgende tabel beschreven.
Eigenschap | Zelfstandige naamruimte | Op een domein gebaseerde naamruimte (modus Windows 2000 Server) | Op een domein gebaseerde naamruimte (modus Windows Server 2008) |
---|---|---|---|
Pad naar naamruimte |
\\Servernaam\NaamHoofdmap |
\\NetBIOS-domeinnaam\NaamHoofdmap \\DNS-domeinnaam\NaamHoofdmap |
\\NetBIOS-domeinnaam\NaamHoofdmap \\DNS-domeinnaam\NaamHoofdmap |
Opslaglocatie voor naamruimtegegevens |
In het register en in een geheugencache op de naamruimteserver |
In AD DS en in een geheugencache op elke naamruimteserver |
In AD DS en in een geheugencache op elke naamruimteserver |
Aanbevelingen voor de grootte van de naamruimte |
De naamruimte kan meer dan 5.000 mappen met doelen bevatten. |
De grootte van het naamruimteobject in AD DS moet kleiner zijn dan vijf megabytes (MB) om compatibiliteit te behouden met domeincontrollers waarop Windows Server 2008 niet wordt uitgevoerd. Dit betekent een maximum van ongeveer 5.000 mappen met doelen. |
De naamruimte kan meer dan 5.000 mappen met doelen bevatten. |
Minimaal AD DS-forest-functionaliteitsniveau |
AD DS is niet vereist |
Windows 2000 |
Windows Server 2003 |
Minimaal AD DS-domeinfunctionaliteitsniveau |
AD DS is niet vereist |
Gemengde modus van Windows 2000 |
Windows Server 2008 |
Minimaal ondersteunde naamruimteservers |
Windows 2000 Server |
Windows 2000 Server |
Windows Server 2008 |
Ondersteuning voor inventarisatie op basis van toegangsrechten (indien ingeschakeld) |
Ja, Windows Server 2008-naamruimteserver vereist |
Nee |
Ja |
Ondersteunde methoden voor optimale beschikbaarheid van naamruimten |
Maak een zelfstandige naamruimte op een failover-cluster. |
Gebruik meerdere naamruimteservers als host voor de naamruimte. (De naamruimteservers moeten zich in hetzelfde domein bevinden). |
Gebruik meerdere naamruimteservers als host voor de naamruimte. (De naamruimteservers moeten zich in hetzelfde domein bevinden.) |
Ondersteuning voor het repliceren van mapdoelen via DFS-replicatie |
Ondersteund wanneer dit is gekoppeld aan een AD DS-domein |
Ondersteund |
Ondersteund |