U kunt replicatie in- of uitschakelen voor specifieke leden van een replicatiegroep. Het is echter belangrijk dat u op de hoogte bent van de gevolgen hiervan. Wanneer u een uitgeschakeld lid hebt ingeschakeld, moet op het lid een eerste replicatie van de gerepliceerde map worden uitgevoerd. Bij de eerste replicatie wordt ongeveer 1 kB aan gegevens overgedragen voor elk bestand of elke map in de gerepliceerde map en worden bijgewerkte of nieuwe bestanden op het lid verplaatst naar de map DfsrPrivate\PreExisting op het lid. Deze worden vervolgens vervangen door bindende bestanden van een ander lid.

Als alle leden zijn uitgeschakeld voor een gerepliceerde map, wordt het eerste lid dat wordt ingeschakeld automatisch ingesteld als primair lid. Als de DACL (Discretionary Access Control List) op het lokale pad van dit lid overgenomen ACE's (Access Control Entry) bevat, worden deze ACE's geconverteerd naar expliciete ACE's met dezelfde machtigingen, zodat alle leden dezelfde DACL hebben in de hoofdmap van de gerepliceerde map.

Voer de volgende procedure uit om de replicatie van een gerepliceerde map naar een specifiek lid in of uit te schakelen.

De replicatie van een gerepliceerde map naar een specifiek lid in- of uitschakelen
  1. Klik op Start, wijs Systeembeheer aan en klik op DFS-beheer.

  2. Klik in de consolestructuur onder het knooppunt Replicatie op de replicatiegroep met het lidmaatschap dat u wilt in- of uitschakelen.

  3. Klik in het detailvenster op het tabblad Lidmaatschappen.

  4. Selecteer de gerepliceerde map op het specifieke lid en voer een van de volgende handelingen uit:

    • Als u de gerepliceerde map op het lid wilt uitschakelen, klikt u met de rechtermuisknop op de gerepliceerde map en klikt u op Uitschakelen.

    • Als u de gerepliceerde map op het lid wilt inschakelen, klikt u met de rechtermuisknop op de gerepliceerde map en klikt u op Inschakelen.

Opmerking

Wijzigingen in lidmaatschappen worden niet meteen toegepast. De wijzigingen in de lidmaatschappen moeten worden gerepliceerd naar alle domeincontrollers en via het lid moet de dichtstbijzijnde domeincontroller worden gecontroleerd op de wijzigingen. De hoeveelheid tijd die hiervoor nodig is, is afhankelijk van de replicatielatentie van AD DS en het korte pollinginterval (5 minuten) van het lid.


Inhoudsopgave