De DHCP Server-service is een toepassing die geschikt is voor clusters. U kunt extra DHCP-serverbetrouwbaarheid (of MADCAP-serverbetrouwbaarheid) implementeren via de implementatie van een DHCP-servercluster met behulp van de clusterservice.

Met de clusterondersteuning voor DHCP kunt u een lokale methode voor DHCP-server-failover implementeren voor een grotere fouttolerantie. U kunt de fouttolerantie ook verbeteren door DHCP-serverclustering te combineren met een externe failover-configuratie, bijvoorbeeld via een configuratie met een gesplitste scope.

Vereisten voor het instellen van een geclusterde DHCP-bron

Voor de DHCP Server-service zijn de volgende brontypen vereist wanneer deze wordt gebruikt in een servercluster:

  • Schijf

  • IP-adres

  • Naam

In dit type configuratie wordt een virtueel IP-adres gedefinieerd voor de IP-adresbron via het hulpprogramma Clusterbeheer. Dit adres moet een statisch IP-adres zijn, niet een adres dat is opgehaald van een andere DHCP-server.

Vervolgens wordt de DHCP Server-service aan dit virtuele IP-adres gebonden. Dit IP-adres moet worden gebruikt om machtigingen voor de DHCP Server-service in te stellen in Active Directory, zodat deze juist kan functioneren en kan worden gebruikt voor clients in het netwerk.

Wanneer het virtuele IP is ingesteld via clusterconfiguratie, moet voor elke netwerkadapter die op elk knooppunt is geïnstalleerd (dat wil zeggen een server in het cluster) een IP-adres worden geconfigureerd. Aangezien de DHCP Server-service niet kan worden gebonden aan adapter-IP-adressen, kunt u deze opgeven via DHCP of deze statisch configureren. Als u statische configuratie gebruikt, moeten de IP-adressen voor elk gekoppeld paar netwerkadapters (gekoppeld van knooppunt tot knooppunt) zich in hetzelfde subnet bevinden.

Adressen die statisch zijn geconfigureerd met TCP/IP-eigenschappen via het Netwerkcentrum kunnen ook worden weergegeven via serverbindingseigenschappen in de DHCP-console. Voor een DHCP-servercluster komt de bindingsinformatie die wordt weergegeven in deze weergaven echter niet overeen met het virtuele IP-adres dat wordt gebruikt voor de servercluster. Deze instellingen zijn daarom niet van toepassing.

Wanneer u een scope maakt voor een geclusterde DHCP-server, moeten de virtuele IP-adressen die worden gebruikt in de clustercontext worden uitgesloten, zodat deze niet worden gedistribueerd naar clients. Daarnaast moet u het databasepad, het pad van het controlelogboekbestand en het pad van de databaseback-up configureren met het hulpprogramma Clusterbeheer op de gedeelde schijf.

Opmerking

De Jet-database die wordt gebruikt voor de DHCP Server-service is niet geschikt voor clusters. Als de geclusterde DHCP-database niet meer toegankelijk is voor de DHCP Server-service, wordt een zeer groot aantal ESENT-toepassingslogboekfouten weergegeven en wordt de DHCP-service onderbroken door het cluster.

Opmerking

   U kunt DHCP-serverclusters die zijn geïmplementeerd op externe computers, extern beheren via Clusterbeheer.

Aanvullende bronnen

Zie Aanbevolen taken voor de DHCP-serverfunctie voor een lijst met Help-onderwerpen waarin u meer informatie kunt vinden.

Raadpleeg de Windows Server 2008-documentatie op de website van Microsoft TechNet voor actuele en gedetailleerde informatie voor IT-professionals over DHCP (pagina is mogelijk Engelstalig).


Inhoudsopgave