Op de functiepagina Pagina's en besturingselementen kunt u de instellingen van ASP.NET-pagina's en -besturingselementen configureren. Met deze instellingen bepaalt u het gedrag van ASP.NET-pagina's, stelt u in hoe ASP.NET-pagina's en -besturingselementen worden gecompileerd op de server, definieert u de naamruimten die worden opgenomen op elke pagina en definieert u de sessiestatus en instellingen voor validatieservices.
Gebruik de lijst Weergeven om een van de volgende opties te selecteren en aan te geven hoe de instellingen moeten worden weergegeven: Beschrijvende namen, Configuratienamen of Beide namen.
Lijst met elementen van de gebruikersinterface
In de volgende tabellen worden de elementen van de gebruikersinterface beschreven die beschikbaar zijn op de functiepagina en in het deelvenster Acties.
Elementen op de functiepagina
Elementnaam | Beschrijving |
---|---|
Buffer [buffer] | Hiermee stelt u een waarde (waar of onwaar) in die bepaalt of ASPX-pagina's en ASCX-besturingselementen gebruikmaken van de opname van reacties in de buffer. De standaardinstelling is True. |
Basispaginabestand [masterPageFile] | Hier wordt het pad van de hoofdpagina ten opzichte van het lokale configuratiebestand weergegeven. |
Opmaakmodelthema [styleSheetTheme] | Hier wordt de naam weergegeven van de 'benoemd thema'-map die wordt gebruikt om het thema toe te passen vóór besturingselementdeclaraties. Dit is niet hetzelfde als het themakenmerk, dat bepaalt welk thema moet worden toegepast na de besturingselementdeclaraties. |
Thema [theme] | Hier wordt de naam weergegeven van het thema dat wordt gebruikt voor de pagina's die in het bereik van het configuratiebestand vallen. Het opgegeven thema moet bestaan als een toepassing of een algemeen thema. Als het thema niet bestaat, wordt er een HttpException-uitzondering veroorzaakt. |
Geverifieerde weergavestatus inschakelen [enableViewStateMAC] | Hier stelt u een waarde (waar of onwaar) in waarmee u opgeeft of ASP.NET een MAC-code (Message Authentication Code) moet uitvoeren voor de weergavestatus van de pagina wanneer de client de pagina terugstuurt. De standaardinstelling is True. |
Weergavestatus inschakelen [enableViewState] | Hiermee stelt u een waarde (waar of onwaar) in die aangeeft of de weergavestatus ingeschakeld, uitgeschakeld of alleen-lezen is. De standaardinstelling is True. |
Maximale lengte van paginastatusveld [maxPageStateFieldLength] | Hiermee stelt u het maximum aantal tekens in dat één weergavestatusveld kan bevatten. |
Basistype voor pagina's [pageBaseType] | Hiermee geeft u op welk basistype moet worden gebruikt wanneer de pagina's alleen zelfstandig zijn. Deze instelling wordt onderdrukt door het kenmerk inherits in een zelfstandig bestand. |
Basistype voor besturingselementen van gebruiker [userControlBaseType] | Hiermee geeft u een klasse met achterliggende code op die standaard door de gebruikersbesturingselementen moet worden overgenomen. |
Compilatiemodus [compilationMode] | Hiermee geeft u op of een ASP.NET-pagina of -besturingselement moet worden gecompileerd tijdens runtime. |
Naamruimten [namespaces] | Hiermee definieert u een verzameling importrichtlijnen die moeten worden gebruikt bij voorcompilatie van de assembly. |
Sessiestatus inschakelen [enableSessionState] | Hiermee stelt u een waarde (waar of onwaar) in die aangeeft of de sessiestatus is in- of uitgeschakeld. De standaardinstelling is True. |
Aanvraag valideren [validateRequest] | Hiermee stelt u een waarde (waar of onwaar) in die bepaalt of ASP.NET invoer van de browser onderzoekt op gevaarlijke waarden. De standaardinstelling is True. |
Elementen in het deelvenster Acties
Elementnaam | Beschrijving |
---|---|
Toepassen | Hiermee worden de wijzigingen opgeslagen die u hebt aangebracht op de functiepagina. |
Annuleren | Hiermee worden de wijzigingen geannuleerd die u hebt aangebracht op de functiepagina. |
Besturingselementen registreren | Hiermee opent u de functiepagina Besturingselementen waarmee u aangepaste besturingselementen kunt toevoegen en bewerken. |